Ongeveer 1,35 miljoen mensen betalen straks geen belasting meer over hun spaargeld in box 3. Dat maakte het kabinet 6 september bekend. Het plan zou per 1 januari 2022 in moeten gaan.
Nu betalen nog 2,9 miljoen mensen deze belasting. Volgens voorlopige berekeningen wordt de eerste 440.000 euro voor mensen met alleen spaargeld belastingvrij. Bovendien gaan bijna een half miljoen mensen minder belasting betalen dan dat zij nu doen. Dit staat in een voorstel dat staatssecretaris Snel aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Doel is dat deze hervorming vanaf 1 januari 2022 in gaat.
Staatssecretaris Snel: 'Dit wordt misschien wel de grootste wijziging in de inkomstenbelasting sinds 2001.'
Op dit moment wordt er vanuit gegaan dat het vermogen waarover je belasting betaalt voor een bepaald deel uit beleggingen bestaat, ook als dat niet het geval is en het vermogen volledig uit spaargeld bestaat.
In het voorstel wordt straks voor het eerst gerekend met de werkelijke verhouding tussen spaargeld, beleggingen en schulden van de belastingplichtige. Dit betekent dat de belasting over spaargeld wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke hoeveelheid spaargeld. Over deze werkelijke hoeveelheid spaargeld wordt dan een vooraf vastgestelde rente berekend, die zoveel mogelijk aansluit bij de werkelijke spaarrente en daardoor ook vele malen lager is dan dat op beleggingen. Dit zou op dit moment bijvoorbeeld maar 0,09% zijn. Hierdoor gaan circa 1,35 miljoen mensen straks helemaal geen belasting meer betalen. Het voorstel is daarnaast zo vormgegeven dat de kleine beleggers (onder de 30.000 euro) die nu geen belasting betalen dat straks ook niet hoeven. Voor degenen die wel belasting blijven betalen wordt het tarief circa 33%. Het nieuwe systeem is wel gevoeliger voor belastingontwijking. Er worden dan ook maatregelen genomen om dit tegen te gaan, de zogenaamde anti-arbitragemaatregelen.
De komende tijd wordt het voorstel uitgewerkt in een wetsvoorstel, dat voor de zomer van 2020 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd. Daarbij zal ook in kaart worden gebracht wat de effecten zijn voor specifieke groepen. Het wetsvoorstel kan dan voor het einde van 2020 in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. De Belastingdienst moet vervolgens voldoende tijd hebben om deze grote structuurwijziging door te voeren, waarbij het streven is dat het nieuwe systeem vanaf 1 januari 2022 in gaat.
Meer informatie: Ministerie van Financien, 6 september 2019
Geef een reactie