Wie met een beroep op de meerderheidsregel wil dat de fiscus van de wet afwijkt, moet kunnen verwijzen naar specifieke gevallen van andere belastingplichtigen onder vergelijkbare omstandigheden die van begunstigend beleid profiteerden. De te overleggen bewijsstukken moeten daarbij niet te globaal van aard zijn.
In twee zaken voor Rechtbank Noord-Holland stellen een actrice en een acteur dat de belastingdienst ten onrechte hun inkomen als loon uit dienstbetrekking behandelde. Bijzonder in hun standpunt was dat de inspecteur de wet wel juist had toegepast, maar dat niet had moeten doen. De vrouw en de man deden daartoe een beroep op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel. Meer specifiek gaat het om de vraag of de meerderheidsregel van toepassing is. Deze regel houdt in dat de inspecteur ten aanzien van een belastingplichtige moet afzien van een juiste wetstoepassing als hij in de meerderheid van vergelijkbare gevallen van de wet is afgeweken. De rechtbank verlangt daarom van de actrice en de acteur dat ieder minstens twee gevallen aandraagt die feitelijk en rechtens vergelijkbaar zijn met de eigen situatie maar waarin de juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Pas als zij dit doen, verschuift de bewijslast naar de inspecteur. Hij moet dan bewijzen dat de relevante groep groter is en dat in de meerderheid van de vergelijkbare gevallen de wet wel correct is toegepast.
Niet overtuigend
In deze zaak komt het niet zo ver. De actrice en de acteur overleggen bewijsstukken die volgens de rechtbank te globaal van aard zijn. Zij weten niet aannemelijk te maken dat hun situaties vergelijkbaar zijn met de gevallen die zij voorleggen. Van geen van de door de belanghebbenden genoemde belastingplichtigen zijn concrete gegevens overlegd waaruit blijkt dat zij hun werkzaamheden hebben verricht op grond van vergelijkbare contracten. Daardoor faalt het beroep op de meerderheidsregel.
Bronnen: Rechtbank Noord-Holland 5 april 2019 (gepubliceerd 6 mei 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:3157 en Rechtbank Noord-Holland 5 april 2019 (gepubliceerd 6 mei 2019), ECLI:NL:RBNHO:2019:3158
Geef een reactie