Voor de jaren 2013 en 2014 is op stelselniveau het destijds door de wetgever in het forfaitaire stelsel van box 3 voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier procent niet meer haalbaar, zonder daar risico’s voor te hoeven nemen. Van een schending van art. 1 EP is sprake als het zonder risico’s gemiddeld haalbare rendement voor 2013 en 2014 lager is dan 1,2%.
In een aantal arresten heeft de Hoge Raad 14 juni 2019 geoordeeld over de vraag of de vermogensrendementsheffing voor de jaren 2013 en 2014 in strijd is met artikel 1 eerste protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 1 EP). De belastingplichtige is van oordeel dat de forfaitaire rendementsheffing van box 3 op stelselniveau in strijd is met artikel 1 EP omdat die heffing niet meer in een redelijke, proportionele verhouding tot het werkelijke rendement op spaarsaldi staat en het stelsel geen enkele vorm van tegenbewijs en geen verrekening met eerder geheven bedragen toestaat.
Buitensporige last
De Hoge Raad oordeelt dat de inbreuk die de belastingheffing van box 3 op het ongestoorde eigendomsrecht legitiem is, omdat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft om een regeling in te voeren. Wel kan het forfaitair heffen van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen voor een bepaald jaar op stelselniveau in strijd komen met artikel 1 EP als komt vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van vier procent voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporige last. De Hoge Raad oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het destijds door de wetgever in het forfaitaire stelsel van box 3 voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% niet meer haalbaar was zonder daar veel risico voor te hoeven nemen. Vervolgens is van belang of de belastingdruk in box 3 voor de jaren 2013 of 2014 hoger is dan het gemiddeld zonder veel risico’s haalbare rendement. In die situatie worden belastingplichtigen op stelselniveau geconfronteerd met een buitensporig zware last in box 3 die zich niet met het door artikel 1 EP beschermde recht op ongestoord genot van eigendom verdraagt. Daarvan is sprake als het nominale zonder veel risco’s te behalen rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2%. Met een dergelijke schending op stelselniveau gaat een rechtstekort gepaard, waarin niet kan worden voorzien zonder op stelselniveau keuzes te maken. Voor ingrijpen van de rechter is dan in beginsel geen plaats, behalve in het geval van een individuele en buitensporige last.
Wet: art. 1 EP, art. 2.13, 5.2 en 5.3 Wet IB 2001 (tekst 2013 en 2014)
Meer weten?
Drs. Jeroen Knol verzorgt op 26 november 2019 de Masterclass Vermogen in box 1, 2, 3. > INFORMATIE EN AANMELDEN
Zie ook:
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:817
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:911
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:912
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:946
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:948
Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:949
Meer informatie: Hoge Raad 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:816
Geef een reactie