Het legaliteitsbeginsel vormt geen belemmering voor de Belastingdienst om een fiscale eenheid voor de omzetbelasting een verzuimboete op te leggen, zo oordeelt Rechtbank Gelderland.
De Belastingdienst had een betalingsverzuimboete opgelegd aan een fiscale eenheid voor de omzetbelasting (FE OB). De FE OB stelt voor de rechtbank dat op grond van de wet alleen natuurlijke personen en rechtspersonen een boete opgelegd kunnen krijgen. Omdat een FE OB geen rechtspersoon is, laat staan een natuurlijk persoon, kan de fiscus haar op grond van het legaliteitsbeginsel geen boete opleggen, zo redeneert de FE OB. De wet vermeldt inderdaad dat overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Men moet dit volgens de rechtbank echter zien als een verduidelijking en niet als een beperking. Daarnaast gaat het in deze zaak om een kwaliteitsdelict. In dat geval is de pleger het rechtssubject met de specifieke hoedanigheid of kwaliteit waartoe de boetebepaling zich richt. Als de betaling van een belasting verwijtbaar te laat plaatsvindt, is de belastingplichtige dus in principe de pleger. Omdat de FE OB de belastingplichtige is, kan de inspecteur haar een betalingsverzuimboete opleggen.
Wet: art. 7, vierde lid Wet OB 1964, art. 5:1, derde lid Awb en art. 67c en 67o AWR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 13 augustus 2019 (gepubliceerd 15 augustus 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:3640
Geef een reactie