Zijn twee appartementen in bouwtechnisch opzicht en naar aard en inrichting twee zelfstandige woningen omdat beide appartementen beschikken over een eigen voordeur, keuken, badkamer en toilet? En is er geen doorgang tussen de appartementen? Dan is slechts één van de twee appartementen hoofdverblijf.
Een vrouw bezat twee naast elkaar gelegen appartementen. De vrouw en haar gezin bewoonde de appartementen gezamenlijk. De kinderen gebruikten de woonkamer en de slaapkamers in het ene appartement (appartement A) voor respectievelijk studie en slaap. De vrouw en haar echtgenoot gebruikte de slaapkamers in het andere appartement (appartement B) voor respectievelijk werk en slaap. Het gezin gebruikte de woonkamer in appartement B ook als zodanig. Beide appartementen hadden een eigen kadastraal nummer. Voor de WOZ waren de twee appartementen twee afzonderlijke objecten. De vrouw gaf in haar aangifte beide appartementen aan als één ‘eigen woning’.
Vertrouwensbeginsel
Hof Amsterdam bevestigde de zienswijze van de Rechtbank Noord-Holland. Deze was van oordeel dat de appartementen tezamen niet één eigen woning vormden. Beide appartementen waren in bouwtechnisch opzicht en naar aard en inrichting twee zelfstandige afzonderlijke woningen nu deze beiden beschikten over een eigen voordeur en eigen voorzieningen zoals een keuken, een badkamer en een toilet. Ook was geen doorgang gemaakt tussen de appartementen. Ook op basis van het vertrouwensbeginsel vormden beide appartementen geen ‘eigen woning’. Het hof achtte heffing evenmin in strijd met het Eerste Protocol bij het EVRM. Het hof verwierp eveneens het standpunt dat sprake was van aanhorigheid van het ene appartement aan het andere. Daarvoor was van belang dat het ene appartement niet bij het andere appartement behoorde en er ook niet dienstbaar aan was. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep zonder nadere motivering ongegrond verklaard.
Meer informatie: Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:452
Geef een reactie