Als de gemachtigde van een belanghebbende in een beroepsprocedure zowel de fiscus als de rechterlijke macht op een 'roast' trakteert, moet hij ermee rekening houden dat de belastingrechter hem weigert als gemachtigde.
De belastingrechter vindt het belangrijk dat de partijen in een beroepsprocedure zich tegenover elkaar professioneel en respectvol opstellen. Hij kan een partij die dit nalaat een waarschuwing geven. Zie bijvoorbeeld: ‘Vliegen vangen met azijn’. In twee zaken had Hof Arnhem-Leeuwarden zich in toenemende mate gestoord aan het beledigend en mogelijk lasterlijke taalgebruik van de gemachtigde van de belanghebbende. Zo omschreef deze gemachtigde diverse medewerkers van de Belastingdienst als clowns en oplichters. Ook bestempelde hij verschillende instellingen van de rechterlijke macht als criminele organisaties en Nederland als een intens gajesland. Het hof gaf de gemachtigde een waarschuwing. De rechter wees hem erop dat zijn opmerkingen aan de belanghebbende konden worden toegerekend. De gemachtigde zag in deze waarschuwing een verdere inperking van de rechten van zijn cliënt en paste zijn taalgebruik niet aan. Maar het hof is de 'roast' zat. Het taalgebruik van de gemachtigde botst structureel met de maatschappelijke normen voor fatsoenlijke omgang, zo oordeelt het hof.
Geweigerd
Het hof erkent dat belanghebbenden het recht hebben om duidelijk te maken dat zij het oneens zijn met bepaalde rechterlijke oordelen. Dit geeft hen echter nog niet het recht om onnodig beledigende opmerkingen te maken. De gemachtigde motiveert evenmin waarom zijn beschuldigingen en beledigingen van belang zijn voor de procedure. Het hof oordeelt dat tegen de gemachtigde ernstige bezwaren bestaan en weigert daarom zijn vertegenwoordiging. De rechter ziet hierin geen schending van gewaarborgde rechten en vrijheden. De belanghebbende krijgt namelijk vier weken de tijd om een nieuwe gemachtigde te vinden.
Wet: art. 8:25 Awb
Bronnen: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2019 (gepubliceerd 19 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:6596 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 16 augustus 2019 (gepubliceerd 19 augustus 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:6597
Geef een reactie