Voor zover een onderneming het stellige voornemen heeft te investeren in een gebouw dat voor een deel dezelfde economische functie vervult als een met boekwinst verkocht gebouw, mag voor dat deel een dotatie aan de herinvesteringsreserve plaatsvinden.
Een B.V. bezat een pand, dat zij tot 14 april 2006 verhuurde aan een gelieerde maatschap. Op 16 april 2006 verhuisde de maatschap naar een ander kantoorpand, dat zij van een derde huurde. In het volgende jaar verkocht de B.V. de helft van het oude pand. Vervolgens kocht zij van de derde het verhuurde kantoorpand, dat zij aan de maatschap bleef verhuren. De B.V. boekte de boekwinst die zij had behaald bij de verkoop van de helft van het oude pand af van de boekwaarde van het kantoorpand. In april 2012 verkocht de B.V. de andere helft van het oude pand. Bovendien bleek het kantoorpand funderingsgebreken te hebben. De B.V. ontving een offerte van ruim € 100.000 voor het realiseren van een nieuwe plaatfundering. De B.V. wil € 100.000 van de boekwinst bij de verkoop van de tweede helft van het pand doteren aan de herinvesteringsreserve. De inspecteur staat echter een veel kleinere dotatie toe. De belastingrechter constateert dat het kantoorpand voor 75% dezelfde economische functie vervult als het oude pand. Daarom staat de Hoge Raad toe dat de B.V. een bedrag aan de herinvesteringsreserve toevoegt van 75% van het offertebedrag. De Hoge Raad vindt het namelijk ook aannemelijk dat de B.V. dit bedrag wil besteden aan de herinvestering.
Wet: art. 3.54, eerste en vierde lid Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad 11 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:33
Geef een reactie