Het vrijwillig opgeven van eerder verzwegen inkomen is een omstandigheid die leidt tot boetematiging. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een resterende vergrijpboete van 30% van de na te heffen belasting redelijk is.
Voor het opzettelijk verzwijgen van inkomen zodat te weinig belasting wordt geheven, kan de inspecteur de belastingplichtige een vergrijpboete opleggen van maximaal 100% van de alsnog te heffen belasting. Sinds 2 juli 2009 bedraagt de maximale vergrijpboete 300% als het gaat om verzwegen inkomen of vermogen dat in het buitenland is opgekomen of aangehouden. Onder normale omstandigheden bedraagt de boete bij opzet echter 50% van de te weinig betaalde belasting (150% als het gaat om verzwegen buitenlands vermogen of inkomen). Als de belastingplichtige binnen twee jaar na het doen van de onjuiste aangifte inkeert, legt de fiscus geen vergrijpboete op. Bij een latere inkeer moet de inspecteur de vergrijpboete matigen.
In de zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden had een vrouw over de jaren 2002 tot en met 2008 haar Zwitserse bankrekening verzwegen. Na haar late inkeer was de vraag of en voor welk bedrag de Belastingdienst haar een boete mocht opleggen (zie ook: ‘Moment voor inkeer is bepalend voor vergrijpboete’). Het hof constateert dat normaal gesproken de vrouw een vergrijpboete van 50% van de nog te betalen belasting zou moeten betalen. Het hof vindt een matiging tot een boete van 30% voldoende. De vrouw heeft ervoor gekozen om gedurende diverse jaren een deel van haar vermogen buiten het zicht van de fiscus gehouden door de rekening aan te houden bij een bank in een land met (destijds) een bankgeheim. Overigens oordeelt het hof ook dat de fiscus geen vergrijpboete kan opleggen over 2001, omdat voor dat jaar de navorderingstermijn is verlopen.
Besluit: par. 5, 7, 25 en 26, tiende lid BBB
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 mei 2019 (gepubliceerd 31 mei 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:4277
Geef een reactie