Wanneer is sprake van een lucratief belang en wat zijn de gevolgen van deze kwalificatie? Peter Bos RB verklaart onder meer hoe de werknemer zijn lucratief belang tegen het lagere box 2-tarief kan laten belasten in plaats van het progressieve box 1-tarief.
Voordelen uit lucratieve belangen zijn in box 1 belast als resultaat uit overige werkzaamheden. Bos legt uit dat kort gezegd sprake is van een lucratief belang als het gaat om:
- (on)middellijk gehouden aandelen van een achtergestelde soort. Die achtergestelde soort moet minder dan 10% uitmaken van het totale geplaatste kapitaal of een dividendpreferentie van minstens 15% hebben;
- vorderingen waarvan het rendement mede afhankelijk is van het behalen van management- of aandeelhoudersdoeleinden; of
- vermogensrechten die overeenkomen of vergelijkbaar zijn met de eerdergenoemde aandelen en vorderingen en overige rechten waarvan de waarde mede afhankelijk is van management- of aandeelhoudersdoeleinden.
Bij de aandelen en vorderingen geldt bovendien dat de fiscus aannemelijk moet kunnen maken dat de aandelen of vorderingen mede zijn bedoeld als beloning voor de werkzaamheden van (een persoon die is verbonden met) de belastingplichtige. Bos wijst erop dat de derde categorie, vermogensrechten die vergelijkbaar zijn de hierboven beschreven aandelen en vorderingen, in zijn ogen een echte antimisbruikbepaling is. Deze categorie heeft de potentie om tamelijk breed te worden toegepast.
Eerst loon, dan werkzaamheid
Bos wijst erop dat een de verkrijging van een aandelenbelang onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot het ontvangen van belast loon en een lucratief belang. Dit is bijvoorbeeld het geval als de werknemer aandelenopties ontvangt waarmee hij het lucratieve belang kan verkrijgen tegen een waarde die lager is het economische verkeer. Bos benadrukt dat geen sprake is van een lucratief belang zolang de werknemer zijn aandelenopties niet uitoefent. Wanneer de werknemer eenmaal een lucratief belang heeft verkregen, stelt hij de verkrijgingsprijs van dat lucratieve belang in beginsel op het bedrag dat hij voor die verkrijging heeft opgeofferd. Met andere woorden, de historische kostprijs. Dat werknemer mag de verkrijgingsprijs vermeerderen met het bedrag waarover ter zake van de verkrijging van het belang inkomstenbelasting is geheven. Hierbij maakt het in principe niet uit of de werknemer de aandelen direct houdt of indirect via een persoonlijke holding.
Ontsnapping uit box 1-regime
De werknemer kan de inkomsten uit zijn lucratieve belangen onder het box 2-tarief laten vallen in plaats van onder de hogere box 1-tarieven. Daarvoor moet de werknemer wel kiezen en deze keuze kenbaar maken aan de Belastingdienst. Bovendien moet hij in dat kalenderjaar tot een bedrag van minstens 95% van de voordelen die normaliter als resultaat uit overige werkzaamheden zouden worden belast, inkomen uit aanmerkelijk belang genieten. Dit inkomen uit aanmerkelijk belang moet een weerspiegeling zijn van die voordelen. Bos benadrukt dat deze doorstroomverplichting strikt is: een lager percentage en het progressieve tarief blijft van toepassing. Wel geldt de doorstootverplichting van 95% alleen voor de gerealiseerde netto voordelen uit het lucratief belang. Het doel van de doorstootbepaling is te voorkomen dat binnen de B.V. opbrengsten worden ‘opgepot’.
Meer weten?
In een e-learning van Tax Talks bespreekt Peter Bos de gevolgen voor de praktijk. Tax Talks is hét online learning platform voor fiscalisten. Wekelijks (40x per jaar) wordt een webinar of e-learning beschikbaar gesteld die u via het online platform kunt bekijken. Na het afronden van de bijbehorende kennistoets ontvangt u een certificaat en PE-punten. Bent u nog geen abonnee? > Neem dan nu een kennismakingsabonnement voor slechts € 95.
Wet: art. 2.14, 3.92b en 3.95b Wet IB 2001
Meer informatie: Tax talks e-learning ‘Wat maakt een belang een lucratief belang?’ 24 september 2019
Geef een reactie