Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat een pand niet splitsbaar is als het privédeel alleen te bereiken is via een trap in het zakelijke deel. Als een niet-splitsbaar pand voor minstens 10% voor zowel zakelijke als privédoeleinden wordt gebruikt, is het in zijn geheel keuzevermogen.
In de desbetreffende zaak exploiteerde een echtpaar via een vof een brood- en banketbakkersbedrijf. De echtgenoten waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Ieder was voor de helft eigenaar van een winkelpand met magazijn en een afzonderlijke bovenwoning. Het zakelijke en het privédeel waren echter niet kadastraal gesplitst. De echtgenoten stelden het winkelgedeelte tegen vergoeding ter beschikking aan de vof. De bovenwoning verhuurden zij aan studenten. De echtgenoten willen het heel pand toerekenen aan hun privévermogen. De rechtbank moet onder meer beoordelen of dit is toegestaan of dat een splitsing van het pand in een zakelijk deel en een privédeel moet plaatsvinden.
Volledig keuzevermogen
De rechtbank constateert dat de verhuurde kamer alleen is te bereiken via een trap in het zakelijk gebruikte magazijn. Daarnaast zijn in het gehele pand maar één keuken en één sanitaire ruimte (met toilet en douche) aanwezig. Zowel het winkelpersoneel als de huurders van het woongedeelte moeten deze ruimten gebruiken. Daardoor is het pand niet splitsbaar. De fiscus wijst erop dat de huidige gebruikers van het ondernemingsgedeelte het gezamenlijke gebruik van delen van het pand voor lief nemen. Maar dat betekent volgens de rechtbank niet dat een andere gebruiker van het ondernemingsgedeelte dat ook zou doen. Omdat het pand niet splitsbaar is, vormt het in zijn geheel keuzevermogen. De echtgenoten mogen het pand geheel tot hun privévermogen rekenen. Doordat zij een deel van het pand ter beschikking stellen aan de vof, behalen zij resultaat uit overige werkzaamheden.
Wet: art. 3.91, eerste lid, onderdeel b Wet IB 2001
Bronnen: Rechtbank Den Haag 12 september 2019 (gepubliceerd 26 september 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:9736 en Rechtbank Den Haag 12 september 2019 (gepubliceerd 26 september 2019), ECLI:NL:RBDHA:2019:9739
Geef een reactie