Als een lichaam haar belang in een staatsbedrijf wil uitbreiden, maar dit plan faalt doordat de staat onrechtmatig tegenwerkt, kan dat lichaam recht hebben op een schadevergoeding. Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat zo’n schadevergoeding niet onder de deelnemingsvrijstelling valt.
De conclusie van de A-G heeft betrekking op de volgende zaak. Een B.V. had geleidelijk aan een belang van 33% in een Pools (voormalig) staatsbedrijf verkregen. Zij wilde dit belang uitbreiden naar 54% om zo een meerderheidsbelang te krijgen. Deze uitbreiding zou moeten samengaan met een beursgang. Maar na een regeringswissel vond de beursgang nooit plaats. Uiteindelijk sloot de B.V. met de Poolse regering een overeenkomst. De B.V. ontving een schadevergoeding van € 1,16 miljard. Bovendien verplichtte zij zich om minstens een belang van 15% te verkopen om haar control rights op te geven. Hof Arnhem-Leeuwarden (19 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:5720) oordeelde dat bijna € 250 miljoen van het bedrag is terug te voeren op het opgeven van de control rights. Dit deel van de vergoeding valt onder de deelnemingsvrijstelling en is onbelast. De fiscus legt zich daarbij neer.
Aanspraak op aandelenlevering niet hard genoeg
De B.V. gaat echter in cassatie en stelt dat de rest van de vergoeding ook onder de deelnemingsvrijstelling valt. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van de B.V. ongegrond te verklaren. De aanspraak van de B.V. op het niet-verworven 21%-pakket is geen afgesplitst belang dat is te vergelijken met een optie die op basis van eerdere rechtspraak als een deelneming kwalificeert. De partijen hadden namelijk niet de bedoeling vóór de aandelentransactie zo’n optie te laten ontstaan. Verder heeft de B.V. nooit ministeriële toestemming gekregen tot de beursgang van het Poolse bedrijf. De Poolse burgerlijke rechter kon de desbetreffende minister daartoe ook niet dwingen. Hierdoor was een privaatrechtelijke levering van de aandelen niet te realiseren. De aanspraak van de B.V. op de 21%-levering is daardoor niet als een deelneming te activeren.
Wet: art. 13, eerste lid Wet Vpb 1969
Meer informatie: Parket bij de Hoge Raad 20 februari 2019 (gepubliceerd 8 maart 2019), ECLI:NL:PHR:2019:166
Geef een reactie