Een zakelijke lening kan door onzakelijk handelen van de schuldeiser ook gedurende de looptijd van de lening alsnog een onzakelijke lening worden. Een eventueel verlies op zo’n geldverstrekking is dan niet aftrekbaar.
In beginsel is de rente en het verlies op zo’n lening aftrekbaar van de winst of bij ter beschikkingstelling van het resultaat uit overige werkzaamheden. Als een aanmerkelijk belanghouder aan een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft een geldlening verstrekt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat hij daarbij een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou accepteren, heeft hij dit risico aanvaard door aandeelhoudersmotieven. Men spreekt dan van een onzakelijke lening. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een zakelijke of onzakelijke geldlening is de civielrechtelijke vorm van de geldverstrekking vaak doorslaggevend. Zie in dit kader ook het bericht 'Overeengekomen rente speelt ook bij tbs-regeling geen grote rol'. De zakelijkheid van de lening kan zowel bij het aangaan van de lening als gedurende de looptijd daarvan worden getoetst. Dit blijkt uit een zaak voor Hof Arnhem. Het hof vond dat de aanmerkelijk belanghouder (schuldeiser) onvoldoende had gehandeld om het debiteurenrisico te beperken. Een onafhankelijke derde die eenzelfde lening onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden zou zijn aangegaan, zou volgens het hof wel actie hebben ondernomen. De aanmerkelijk belanghouder had dus een debiteurenrisico aanvaard om het belang van haar vennootschap in de hoedanigheid van aandeelhouder te dienen. Volgens het hof was het niet van belang of de verstrekte leningen op het moment dat deze waren aangegaan onzakelijk leningen waren. De fiscus had de afwaardering van de lening volgens het hof terecht geweigerd.
Wet: artikel 3.92 Wet IB 2001, artikel 3.94 Wet IB 2001, artikel 8 Wet Vpb 1969
Meer informatie: Hof Arnhem, 15 mei 2012 (gepubliceerd 1 juni 2012), LJN: BW7233
Geef een reactie