Een schiphuis dat wordt gebruikt voor het stallen en parkeren van roerende zaken is geen woning in de zin van de onroerendezaakbelasting (OZB). Daarbij maakt het niet uit of de activiteiten op een schip plaatsvinden die in het schiphuis ligt. Dit heeft Rechtbank Leeuwarden beslist.
Een man was eigenaar van een schiphuis en had van de gemeente een aanslag onroerendezaakbelasting gekregen. De man was het niet eens met onder andere de hoogte van de aanslag. De man vond dat hij wegens recreatief gebruik van het schiphuis recht had op vrijstelling ,dan wel dat het schiphuis moest worden aangemerkt als woning of als dienstbaar aan een woning. Als het schiphuis als woning zou kwalificeren hoefde de man namelijk geen gebruikersbelasting te betalen. Rechtbank Leeuwarden besliste dat het schiphuis niet was vrijgesteld omdat geen sprake was van recreatief gebruik. Het schiphuis werd ook niet gebruikt als woning omdat het schiphuis elementaire voorziening ontbeerde om tot woning te dienen. Daarbij was onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van een feitelijke woonfunctie dan wel dat het schiphuis dienstbaar was aan een woning. De rechtbank vond dan ook dat de aanslag terecht en tot het juiste bedrag was opgelegd.
Wet: artikel 220 Gemeentewet
Meer informatie: Rechtbank Leeuwarden, 14 februari 2012 (gepubliceerd 22 februari 2012), LJN: BV6415
Geef een reactie