Hof Amsterdam heeft bepaald dat het waardedrukkende effect van de verplichting een aandeel minstens twee jaar aan te houden 10% van de waarde van de beurskoers bedraagt. Dit is van belang voor werkgevers die hun werknemers een deel van hun loon in de vorm van aandelen uitkeren.
De uitspraak van het hof betrof een nv die aan de leden van haar Raad van Bestuur onder andere een prestatieafhankelijke beloning uitkeerde in de vorm van aandelen. Daarbij gold een zogenoemde ‘lock up’-bepaling: de leden van de Raad van Bestuur waren verplicht deze aandelen minstens twee jaar aan te houden. Tussen de nv en de Belastingdienst ontstond een verschil van mening in welke mate de ‘lock up’-bepaling de waarde van de aandelen drukte. De nv stelde het waardedrukkende effect op 23,2% van de beurswaarde, terwijl de fiscus meende dat de waardedruk maar 5% was. De inspecteur kon dit percentage echter niet theoretisch of empirisch onderbouwen. Het hof oordeelde dat er geen theoretisch model bestond dat in iedere situatie tot de juiste waardedruk leidde. De nv had het APO-model van Finnerty toegepast. Dit model was redelijk geschikt, maar paste niet helemaal bij de omstandigheden van de nv. Uiteindelijk stelde het hof zelf het waardedrukkend effect van de ‘lock up’-bepaling vast op 10% van de beurswaarde.
Wet: artikel 13, eerste lid LB 1964
Meer informatie: Hof Amsterdam, 29 maart 2012 (gepubliceerd 11 april 2012), LJN: BW1517
Geef een reactie