De CO2-component die sinds 1 januari 2010 is ingevoerd in de BPM leidde bij een ingevoerde auto tot een te hoge heffing. Dit is in strijd met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zo oordeelde Hof Arnhem.
Het ging in deze zaak om de berekening van de BPM over een auto die uit Duitsland was geïmporteerd. De datum van eerste toelating in Duitsland was 2006, de invoer vond plaats in 2010. Het hof moest oordelen of artikel 10b Wet BPM voorkomt dat er strijdigheid is met artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Vanaf 1 januari 2010 is in de BPM berekening voor ingevoerde auto’s een CO2-component ingevoerd. Artikel 10b Wet BPM garandeert dat niet meer belasting wordt geheven dan nog rust op een soortgelijke auto die op de datum van eerste ingebruikname in Nederland is. De belanghebbende moet in de aangifte een beroep op deze bepaling doen. Maar dit artikel voorkomt geen strijdigheid met artikel 110 VWEU, zo oordeelde het hof. In dat artikel is bepaald dat een nieuwe heffingssystematiek per saldo niet mag leiden tot een hoger bedrag aan BPM dan iemand zou moeten betalen als de auto vóór de invoering van de nieuwe heffingssystematiek zou zijn ingevoerd. Het restant aan BPM dat nog drukte op een op 31 december 2009 in Nederland ingevoerde gelijksoortige auto was lager dan de BPM die de man moest voldoen voor zijn ingevoerde auto. Verschuldigde BPM moest volgens het hof tot dat bedrag worden beperkt.
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem, 15 mei 2012 (gepubliceerd op 1 juni 2012), LJN: BW7240
Geef een reactie