Een uitspraak van Hof Leeuwarden heeft duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is te kijken naar de omstandigheden rond een kwijtschelding van een schuld. Afhankelijk van deze omstandigheden kan een kwijtschelding (gedeeltelijk) onbelast zijn, onder de kwijtscheldingswinstvrijstelling vallen of belast zijn.
In de zaak voor het hof had een werkmaatschappij nogal wat schulden aan haar directe en indirecte aandeelhouders. De schulden aan haar directe aandeelhouders bestonden uit onbetaalde managementvergoedingen en de schulden aan de indirecte aandeelhouders uit geldleningen. Bovendien stond op de balans een schuld aan premies die de werk-bv had moeten betalen aan een pensioenmaatschappij. De pensioenmaatschappij had echter de pensioenovereenkomst opgezegd toen de werk-bv een betalingsachterstand opliep. In 2005 scholden de directe en indirecte aandeelhouders de werk-bv haar schulden kwijt. Volgens de inspecteur was het voordeel uit deze kwijtscheldingen belast, omdat de werk-bv door openstaande verliezen de kwijtscheldingswinstvrijstelling niet kon toepassen (zie voor de voorwaarden ‘Kwijtscheldingswinstvrijstelling alleen in noodlijdende situatie’). Bovendien stelde hij dat de schuld aan onbetaalde pensioenpremies door de ontbinding van de pensioenovereenkomst ook was vrijgevallen.
Niet alles was fiscaal kwijtschelding
Hof Leeuwarden vond dat de leningen van de indirecte aandeelhouders onder zulke onzakelijke voorwaarden was verstrekt, dat feitelijk sprake was van een verkapte kapitaalstorting. De kwijtschelding van deze leningen vond daarom ook plaats in de onbelaste kapitaalsfeer. Verder oordeelde het hof dat ondanks het opzeggen van de pensioenovereenkomst de toegezegde pensioenrechten nog steeds bestonden. De premieschuld was dus niet vrijgevallen. De fiscus had de kwijtschelding van de verschuldigde managementvergoedingen wel terecht belast.
Wet: artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a IB 2001
Meer informatie: Hof Leeuwarden, 11 april 2012 (gepubliceerd 13 april 2012), LJN: BW2220
Geef een reactie