De wijze waarop de fiscus de BPM-heffing berekend op het moment dat een gebruikte auto uit het buitenland in Nederland wordt geregistreerd, is in strijd met het Europees recht. De zogenoemde ‘12%-regeling’ die de fiscus sinds januari 2010 toepast, kan niet door de beugel.
De 12%-regeling kan ertoe leiden dat een geïmporteerde gebruikte auto zwaarder wordt belast met BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) dan een auto die al in Nederland is geregistreerd en wordt doorverkocht. Het gaat hierbij om de bepaling in artikel 10, lid 2 Wet BPM. Dit artikel bepaalt hoe de inkoopwaarde van de ingevoerde auto moet worden vastgesteld. Dat kan door de som van de catalogusprijs en de belasting op het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen te verminderen met € 500 en vervolgens te vermenigvuldigen met 0,88. Deze regeling heeft als uitgangspunt de inkoopwaarde die geldt voor de handelaar die een vergelijkbaar motorrijtuig in nieuwe staat heeft verkocht, op het tijdstip waarop het motorrijtuig voor het eerst in gebruik is genomen. Dit sluit benadeling van ingevoerde gebruikte auto’s niet uit en dat is in strijd met Europese regels. De autohandelaar in deze zaak kreeg de te veel betaalde BPM van € 5529 terug.
Meer informatie: Hoge Raad, 2 maart 2012, LJN: BV7393, 11/00785
Geef een reactie