Als een principaal hoger beroep van een bestuursorgaan ongegrond wordt verklaard is dat orgaan verplicht een proceskostenvergoeding toe te kennen. Volgens de Hoge Raad geldt dit ook als sprake is van een incidenteel hoger beroep.
In een zaak voor de Hoge Raad oordeelde de rechter dat het hof ten onrechte geen proceskostenvergoeding had toegekend bij een incidenteel hoger beroep dat ongegrond was verklaard. Een incidenteel hoger beroep heeft als doel degene die geen hoger beroep heeft ingesteld in de gelegenheid te stellen bij hoger beroep van de wederpartij zijn stellingen van het eerste beroep ook aan een hogere rechter voor te leggen als de eerste rechter deze heeft afgewezen of niet heeft behandeld. Normaal gesproken is het hof verplicht een proceskostenvergoeding toe te kennen als een principale hoger beroep ongegrond wordt verklaard. Alleen in het geval dat al uit andere hoofde een vergoeding is toegekend mag men hiervan afwijken. Dit was in deze zaak echter niet het geval. Het hof had de inspecteur niet in de proceskosten veroordeeld, maar had zijn beslissing niet verder gemotiveerd. Volgens de Hoge Raad moeten proceshandelingen bij het incidentele hoger beroep op dezelfde manier worden behandeld als proceshandelingen bij het principale hoger beroep. De Hoge Raad besliste dat het hof een vergoeding moest toekennen aan belanghebbende. Aan belanghebbende was immers beroepsmatig rechtsbijstand verleend door haar gemachtigde. De gemachtigde was ter zitting van het hof verschenen en er werden geen andere proceshandelingen verricht.
Wet: artikel 8.75 Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 2 maart 2012, LJN: BV7395
Geef een reactie