Bij het vaststellen van de waarde van een onroerende zaak moet de inspecteur rekening houden met de onderlinge verschillen tussen het te waarderen object en de vergelijkingsobjecten. De vergelijkingsobjecten hoeven volgens het hof dus niet identiek te zijn.
De waarde van de onroerende zaak is de waarde die aan de onroerende zaak moet worden toegekend als de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen. Bovendien moet de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang kunnen gebruiken. Op het moment dat de inspecteur de waarde gaat bepalen kan hij de verkoopprijs van objecten die in voldoende mate vergelijkbaar zijn met de te waarderen object als uitgangspunt nemen. Dat betekent echter niet dat de vergelijkingsobjecten bijvoorbeeld dezelfde ligging, inhoud en kaveloppervlakte als de te waarderen object moeten hebben. Wel moet de inspecteur aannemelijk maken dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Voor de onderbouwing van de waardebepaling is het gebruikelijk om drie vergelijkingsobjecten te gebruiken, maar dit is absoluut geen verplichting. Wel is het van belang dat de inspecteur voldoende rekening houdt met onderlinge verschillen tussen de onroerende zaken.
Meer informatie: Hof ‘s-Gravenhage, 24 januari 2012 (gepubliceerd 13 februari 2012), LJN: BV3752
Geef een reactie