Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat een forfaitaire btw-correctiemethode voor het privégebruik van de auto van de zaak op proportionele wijze rekening moet houden met de daadwerkelijke omvang van het gebruik. Anders is deze niet EU-proof.
In dit arrest beantwoordde het Hof van Justitie prejudiciële vragen van de Nederlandse Hoge Raad over de uitlegging van artikel 17, lid 6 van de Zesde Richtlijn. In het – sinds 1 juli 2011 vervallen – artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking OB was bepaald dat een ondernemer de btw die hij betaalde bij aanschaf van de auto van de zaak geheel in aftrek kon brengen. Pas daarna werd de btw voor het privégebruik van de auto forfaitair gecorrigeerd. Het correctiemechanisme was in overeenstemming met vaste rechtspraak van het Hof. Maar het Hof gaf wel aan dat bij de correctie op proportionele wijze rekening moest worden gehouden met het daadwerkelijke privégebruik.
Met de wijziging van 1 juli 2011 liep de staatssecretaris van Financiën al enigszins vooruit op de uitkomst van dit arrest. Sindsdien wordt voor het privégebruik van de auto door de ondernemer aangesloten bij de correctie via de zogenaamde fictieve dienst. De aftrek van voorbelasting wordt dan via deze heffing gecorrigeerd naar het werkelijke gebruik dat van de auto voor privédoeleinden wordt gemaakt.
Wet: artikel 15 Uitvoeringsbeschikking OB (oud)
Meer informatie: Europese Hof van Justitie, 16 februari 2012, nr. C-594/10
Geef een reactie