Soms blijkt de bosbouwvrijstelling ruimer te werken dan men zou vermoeden. Een typisch voorbeeld daarvan is de volgende zaak voor Hof Arnhem over de vergoeding voor het plaatsen van een geluidswal.
In deze zaak had een ondernemer een eenmanszaak met een stuk grond, waarlangs de rijksweg liep. In 1992 verkocht de man zijn melkquotum en had hij een plan om een landgoed met een stuk bos te ontwikkelen. Tussen 2004 en 2006 liet de ondernemer een geluidswal aanleggen. Daarbij maakte hij gebruik van licht vervuilde grond, die hij had gekocht van de grondbank. Voor de aanvoer van deze grond ontving de ondernemer ruim € 180.000. Deze vergoeding viel volgens de ondernemer en het hof onder de bosbouwvrijstelling. De aanleg van de geluidswal diende namelijk de natuur, zodat het hof concludeerde dat de ondernemer de geluidwal had aangelegd in het kader van het bosbedrijf. Het feit dat er tijdens de aanleg van de geluidswal nog geen bos was, verhinderde de bosbouwvrijstelling niet. Ook de omstandigheid dat het ontvangen bedrag niet kwalificeerde als opbrengst van het bedrijfsmiddel grond vormde geen bezwaar voor de toepassing van deze vrijstelling.
Wet: artikel 3.11 IB 2001
Meer informatie: Hof Arnhem, 25 september 2012 (gepubliceerd 5 oktober 2012), LJN: BX9235
Geef een reactie