Gerechtshof Leeuwarden maakte duidelijk dat men niet al te snel kan aannemen dat de wederpartij berust in een uitspraak.
Het ging in deze zaak om een vrouw die iets te snel aannam dat haar ex-partner genoegen nam met (‘berustte in’) een voor hem ongunstige alimentatie-uitspraak van de rechtbank.
Bij het hof kwam de vraag aan de orde wanneer duidelijk is dat iemand berust in een uitspraak. De rechter overwoog dat sprake is van berusting als men aan de wederpartij de wil te kennen geeft om zich bij een uitspraak neer te leggen en daarmee afstand doet van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat van berusting alleen sprake kan zijn als de partij die in het ongelijk is gesteld na de uitspraak tegenover de wederpartij een houding aanneemt waaruit ondubbelzinnig blijkt dat hij zich bij die uitspraak neerlegt. De rechter moet zich terughoudend opstellen bij het aannemen van berusting, vanwege de ingrijpende gevolgen die daaraan verbonden zijn. Er mag geen twijfel bestaan over de bedoeling dat in de uitspraak wordt berust. In de zaak bij Hof Leeuwarden nam de rechter geen berusting aan, maar kreeg de man in hoger beroep gelijk en werd zijn alimentatieplicht uiteindelijk verminderd.
Wet: artikel 334 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Meer informatie: Gerechtshof Leeuwarden, nr. 200.094.570/01, 9 augustus 2012 (gepubliceerd 31 augustus 2012), LJN: BX6203
Geef een reactie