Stef Blok laat met alweer de vierde nota van wijziging zien dat zijn ministerspost niet voor niets in het leven is geroepen. In deze nota wordt vastgesteld dat de verhuisregelingen en herleving van de hypotheekrente na verhuur ook in 2013 van toepassing zijn. Ook geeft Blok naar aanleiding van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning op 15 november antwoord op vragen uit de Kamer.
Verlenging verhuisregelingen en herleving hypotheekrenteaftrek na verhuur
In 2010 en 2011 is een aantal maatregelen genomen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt. Twee daarvan zijn de introductie van de regeling herleving van de hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur (in 2010) en de tijdelijke verlenging van de termijn van de verhuisregelingen (in 2011). Per 2013 zouden deze beide tijdelijke maatregelen beëindigd worden. Gezien de huidige situatie op de woningmarkt acht het kabinet het wenselijk beide tijdelijke maatregelen ook in 2013 nog van toepassing te laten zijn. De budgettaire derving van deze verlenging van de twee regelingen bedraagt € 5 miljoen.
Tijdklemmen in het KEW-regime
Naar aanleiding van een gesprek met het Verbond voor Verzekeraars is minister Blok van plan in specifieke gevallen, bijvoorbeeld in geval van echtscheiding (of beëindiging van fiscaal partnerschap) en bij schuldenproblematiek (zoals bij restschulden of betalingsonmacht), de onbelaste vrijval van beklemd KEW, SEW of BEW kapitaal mogelijk te maken. Aan de hand van de aan de Belastingdienst voorgelegde gevallen wordt in 2013 bezien of, en zo ja op welke wijze, dit beleidsbesluit zal worden omgezet in wetgeving. De minister hoopt zo de motie van Kamerlid Schouten (ChristenUnie) omtrent het afschaffen van de tijdklemmen te ontmoedigen.
Renseignering bij wijziging maandelijkse rentevoet
Kamerlid Schouten had ook een motie ingediend over de gegevensverstrekking in het geval van een maandelijks wijzigende rentevoet. Minister Blok legt uit dat de (gewijzigde) rentevoet niet elke maand aan de fiscus doorgegeven hoeft te worden. Indien die lening wordt afgesloten bij een instelling die onder de renseigneringsplicht valt, wordt er uiterlijk 31 januari het over het kalenderjaar betaalde rentebedrag en de hoogte van de schuld doorgegeven aan de Belastingdienst. De Belastingdienst beschikt op basis van deze gegevens,in combinatie met de ontvangen aangifte, over voldoende informatie om controles achteraf gericht te kunnen uitvoeren indien daar aanleiding voor is. Pas op dat moment wordt een gerichte gegevensuitvraag met betrekking tot de wisselingen van de rentevoet gedurende het jaar relevant en zal bij de betreffende controle de voor die belastingplichtige relevante toetsmomenten worden bezien. Vanuit uitvoeringsperspectief, alsook met het oog op de administratieve lasten voor de betrokken financiële instellingen, is dit systeem volgens Blok duidelijk te prefereren boven een systeem waarbij iedere rentewisseling gedurende het jaar moet worden gerenseigneerd.
Aflossingsschema bij een annuïteit van 40 jaar
Tenslotte gaat Blok in op de vraag van het lid Dijkgraaf naar de budgettaire gevolgen indien voor starters voor de renteaftrek een looptijd van maximaal 40 jaar zou gelden, waarbij over ten hoogste 30 jaar renteaftrek verleend zou worden. Bij een annuïtaire lening met een looptijd van 40 jaar daalt de schuld minder snel dan wanneer een looptijd van 30 jaar wordt gehanteerd. De vlakkere curve betekent volgens Blok dan ook automatisch een soepeler aflossingsschema. De eerste jaren van de looptijd hoeft bij een annuïtaire lening van 30 jaar al relatief weinig te worden afgelost, maar bij een annuïtaire lening met een looptijd van 40 jaar is dat nog minder. Gedurende deze jaren wordt een relatief groot aandeel rente betaald en een relatief klein deel aflossing. Bij een annuïtaire lening met een looptijd van 40 jaar zal daarmee gedurende langere tijd kans op een potentiële restschuld kunnen bestaan dan bij een annuïtaire lening met een looptijd van 30 jaar. Bovendien is na 30 jaar bij een annuïtaire lening met een looptijd van 40 jaar pas ongeveer 55% van de oorspronkelijke schuld afgelost. Door de hogere renteaftrek die over de periode van 30 jaar plaatsvindt, leidt dat tot een forse budgettaire derving van structureel circa € 2,3 miljard. Ten opzichte van het huidige wetsvoorstel leidt het voorstel van het lid Dijkgraaf volgens de minister naast de budgettaire derving tot schuldrisico’s voor huizenbezitters, hetgeen ook gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit. Blok is dan ook op basis van het bovengenoemde geen voorstander van dit voorstel en ontraad om die reden de motie van het lid Dijkgraaf.
Meer informatie: Kamerbrief inzake toezeggingen wetsvoorstel herziening fiscale behandeling eigen woning
Geef een reactie