Vaak zullen belastingplichtigen bij vastgoedtransacties stellen dat zij een zakelijke prijs hebben betaald voor een verkochte onroerende zaak. Maar het kan ook gebeuren dat iemand baat bij heeft als zijn inkoopprijs onzakelijk is. In dat geval moet hij wel die onzakelijkheid bewijzen.
Zo hield een bv van een directeur-grootaandeelhouder (dga) zich onder andere bezig met de exploitatie van onroerende zaken en deelname in projecten. Ook de dga exploiteerde onroerende zaken die hij in privé bezat. De dga kocht op een gegeven moment een pand van zijn bv en verkocht dit drie jaar later aan een niet-gelieerde partij. Hij behaalde daarbij een voordeel van ruim 800.000 gulden, maar hij gaf deze inkomsten niet op in zijn aangifte inkomstenbelasting. Toen de inspecteur dit ontdekte, belaste hij dit voordeel als inkomsten uit andere arbeid. Sinds 2001 spreken we in dergelijke gevallen van resultaat uit overige werkzaamheden. De dga stelde dat hij het pand destijds tegen een zeer lage prijs had gekocht. Als de inspecteur uit was uitgegaan van een zakelijke prijs zou geen voordeel zijn gerealiseerd. Volgens hem had de inspecteur het voordeel bestaande uit het verschil tussen de werkelijke waarde en de aankoopprijs in het jaar van aankoop moeten aanmerken als winstuitdeling. De rechtbank vond dat de dat de dga niet aannemelijk had gemaakt dat de aankoopprijs te laag was. Uit het rapport van de controleambtenaar bleek dat de koop- en verkoopprijzen van het pand gezien de marktomstandigheden van dat moment als marktconform waren te beschouwen. De naheffingsaanslag bleef daarom in stand.
Wet: artikel 3.90 Wet IB 2001, artikel 22, lid 1b Wet IB 1964 (oud)
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 11 juli 2012 (gepubliceerd 19 november 2012), LJN: BY3512
Geef een reactie