Voor de toepassing van de investeringsaftrek moeten de investeringen van alle deelnemers in een samenwerkingsverband worden samengeteld. Het doet er niet toe of de investeringen worden gedaan door of voor het samenwerkingsverband. Dit heeft Rechtbank Haarlem geoordeeld.
Ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen, zoals een bedrijfspand, kunnen door toepassing van de investeringsaftrek een deel van het investeringsbedrag aftrekken van de winst. Bij investeringen door samenwerkingsverbanden worden de investeringen van alle ondernemers binnen diezelfde onderneming samengeteld om het percentage van de investeringsaftrek te kunnen bepalen. In de zaak bij Rechtbank Haarlem meenden de maten in een fysiomaatschap dat zij recht hadden op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zij hadden speciaal voor de aankoop van een bedrijfspand van € 256.000, die in z’n geheel werd gebruikt door de fysiomaatschap een kostenmaatschap opgericht. De inspecteur weigerde deze aftrek, omdat de totale investering meer bedroeg dan het geldende maximum in 2008 van € 236.000. In 2012 is deze grens overigens
€ 306.931. De maten stelden dat ze elk afzonderlijk een buitenvennootschappelijke investering hadden gedaan en dus zouden ze ieder recht hebben op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Maar de rechter gaf aan dat het pand in zijn geheel als buitenvennootschappelijke investering kwalificeerde. Nu de totale investering door de toepassing van de samentelbepaling het geldende maximum voor de aftrek te boven ging, hadden de maten geen recht op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
Wet: artikel 3.40 en 3.41 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 23 november 2012 (gepubliceerd 27 november 2012), LJN: BY4253
Geef een reactie