Een rechter heeft ambtshalve de bevoegdheid om aan één van de partijen, bijvoorbeeld de Belastingdienst, de bewijslevering op te leggen en mag in dat verband ook ter zitting aangeven hoe dit moet gebeuren. Volgens Rechtbank Arnhem is in dat geval geen sprake van partijdigheid.
Wraking van een rechter is mogelijk als de rechter tegenover een partij vooringenomen is of als de vrees van een partij daarvoor objectief is gerechtvaardigd. Een verzoek om wraking heeft echter alleen kans van slagen als de verzoeker zijn stelling met concrete feiten en omstandigheden kan onderbouwen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de zaak voor Rechtbank Arnhem. In deze zaak stelde een bv dat een belastingrechter de Belastingdienst had geholpen door concreet aan te geven dat de Belastingdienst een bewijsaanbod moest doen en hoe de Belastingdienst dit moest doen. Volgens de bv was hierdoor geen sprake meer van een ‘fair trial’. Door deze handelswijze zou de rechter zich partijdig hebben gedragen. De bestuursrechter oordeelde echter dat geen sprake was van partijdigheid. De Belastingdienst werd namelijk ter zitting overvallen door een stelling van de bv. Om het proces te bespoedigen en om de zaak praktisch af te wikkelen, legde de belastingrechter een bewijsaanbod op aan de Belastingdienst en besprak in dat kader hoe de Belastingdienst dat bewijs moest leveren. Verder wees de bestuursrechter de bv erop dat de belastingrechter de bevoegdheid heeft om ambtshalve de feiten aan te vullen. Dit hield dus in dat de belastingrechter ook invulling mocht geven aan de bewijsmogelijkheden.
Wet: artikel 8:15 en 8:16 Awb
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 16 juli 2012 (gepubliceerd 20 juli 2012), LJN: BX2312
Geef een reactie