Als iemand voor een ander persoonlijk werkzaamheden verricht en hij ontvangt hiervoor loon, wil dat nog niet zeggen dat sprake is van een dienstbetrekking. Tussen die twee partijen moet ook een gezagsverhouding bestaan. Is dat niet het geval, dan is inhouding en afdracht van loonheffingen niet nodig. Dit heeft Rechtbank Haarlem beslist.
In deze zaak was het de vraag of sprake was van een dienstbetrekking tussen een studentenvereniging en haar leden. Hoewel de leden persoonlijk arbeid verrichtten voor de onderneming (een bioscoop) van de studentenvereniging en daarvoor een vaste toelage ontvingen was het nog onduidelijk of er ook een gezagsverhouding bestond tussen de twee partijen. De vereniging meende van niet, maar de inspecteur vond van wel. De invulling van de werkzaamheden was namelijk gebonden aan vele voorschriften en er werd op toegezien dat de leden de werkzaamheden in overeenstemming met alle regels uitvoerden. Toch stelde de rechtbank de vereniging in het gelijk. Volgens de rechter had de vereniging aannemelijk gemaakt dat binnen haar organisatie een democratische verenigingsstructuur heerste waarin alle leden een gelijke stem hadden. Het was dus niet zo dat één of enkele personen als werkgever binnen de organisatie ‘de dienst uit maakten’. Het waren alle leden samen, die een in de tijd weliswaar voortdurend wisselend bestand aan medewerkers vormden, die samen de organisatie draaiende hielden. De rechter oordeelde uiteindelijk dat geen sprake was van een klassieke gezagsverhouding waarop de arbeidsovereenkomst ziet. De structuur van de vereniging vertoonde volgens de rechter meer gelijkenissen met een maatschap waarin personen met een gelijke rechtspositie samen een onderneming of organisatie vormgaven.
Wet: artikel 2 en 4 Wet LB 1964
Meer informatie: Rechtbank Haarlem, 9 juli 2012 (gepubliceerd 25 juli 2012), LJN: BX2725
Geef een reactie