Rechtbank Den Haag kreeg de vraag voorgelegd of de aankoop van een deelneming van een zustermaatschappij waarbij de koper de koopsom schuldig blijft, zakelijk is als dit gebeurt ter voorbereiding op de bedrijfsopvolging. Omdat de bedrijfsopvolging niet plaatsvond kwam de rechtbank niet aan deze vraag toe. De rechter oordeelde al meteen dat de transactie niet zakelijk was.
In deze zaak moest de bv die de deelneming had gekocht de zakelijkheid aantonen om niet tegen een renteaftrekbeperking te lopen. Als een bv namelijk een belang van minstens eenderde in een ander lichaam (dit lichaam wordt dan een verbonden lichaam) verwerft, geldt de zogenoemde winstdrainageregeling. Grofweg gezegd houdt deze regeling in dat de rente over de geldleningen die voor de verwerving van dit belang zijn aangegaan niet aftrekbaar is. De renteaftrekbeperking is niet van toepassing als de overname en het aangaan van de schuld plaatsvinden op grond van zakelijke overwegingen. Als de rente bij de verkoper belast is tegen een redelijke winstbelasting, blijft de renteaftrekbeperking ook achterwege tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat de transactie stoelt op fiscale, maar voor de rest onzakelijke motieven.
Rentebetaling aan Antilliaanse nv
In de zaak voor de rechtbank had een bv een 100%-deelneming overgenomen van haar zustermaatschappij. De bv bleef de koopsom schuldig. Later verplaatste de zustermaatschappij haar werkelijke leiding naar Malta en verkocht zij haar vordering op de bv aan een Antilliaanse nv. Omdat de rente bij de nv onder een zeer laag belastingtarief viel, trad de winstdrainageregeling in werking. De bv had de renteaftrekbeperking kunnen voorkomen door te stellen dat de overname had plaatsgevonden omdat de topaandeelhouder in de groep een splitsing wilde maken tussen de actieve en de niet-actieve vennootschappen. Zijn zoons zouden daarbij de leiding over de actieve vennootschappen krijgen. Volgens de bv was in deze situatie financiering door het schuldig blijven van de koopsom heel gebruikelijk. Maar de rechtbank constateerde dat twaalf jaar na deze transactie de zoons van de topaandeelhouder nog altijd geen belang bezaten in de overgedragen deelneming. Bovendien was de zetelverplaatsing van de zustermaatschappij naar Malta tijdens de overdracht al in beeld. De rechtbank oordeelde dat de overdracht had plaatsgevonden vanwege onzakelijke redenen, zodat winstdrainageregeling van toepassing was.
Wet: artikel 10a Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 14 februari 2012 (gepubliceerd 9 juli 2012), LJN: BW9945
Geef een reactie