Rechtbank Arnhem oordeelde dat de herinvesteringsreserve van een bv die belegde in verhuurd onroerend goed, niet hoefde vrij te vallen. De directie van de bv viel namelijk samen met de directie van het concern. Op concernniveau was er een herinvesteringsvoornemen.
Uit de structuur van het concern in deze zaak volgde dat geen onderscheid wat te maken tussen het herinvesteringsvoornemen dat aanwezig was op directieniveau van de bv en directieniveau van de (groot)moedervennootschap. Enig aandeelhouder en bestuurder van de betreffende bv was BV F, waarvan BV E enig aandeelhouder en bestuurder was. De feitelijke leiding van BV E was in handen van Y, die middellijk zeggenschap had over alle concernvennootschappen.
Feitelijke zeggenschap
Bij de feitelijk directievoerder van de (groot)moeder bestond indertijd een herinvesteringsvoornemen. Deze was volgens de rechtbank toe te rekenen aan de bv. Dat geen sprake was van een fiscale eenheid, maakte hierbij geen verschil. De rechter vond de feitelijke zeggenschap binnen het concern doorslaggevend. Hierbij viel de directie van de dochtermaatschappij uiteindelijk samen met de directie op het niveau van de (groot)moeder, in de persoon van de feitelijke leidinggevende Y. Ook het feit dat het herinvesteringsvoornemen eruit bestond dat een gelieerde bv een bedrijfsmiddel zou verkrijgen, maakte niet uit. Volgens Rechtbank Arnhem was het herinvesteringsvoornemen aannemelijk.
Overigens oordeelde Hof Arnhem onlangs in een zaak dat het herinvesteringsvoornemen van het concern niet aan de betreffende bv kon worden toegerekend, omdat de situatie daarin anders lag.
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 3 juli 2012, LJN: BX0446
Geef een reactie