Als een ondernemer een lening verstrekt, kan hij een eventueel verlies op deze lening alleen aftrekken als het uitgeleende bedrag het ondernemingsvermogen niet heeft verlaten. Een uitspraak van Hof Amsterdam licht toe wanneer de lening het ondernemingsvermogen verlaat.
In deze zaak had een echtpaar de overtollige liquide middelen van hun vof via een tussenpersoon uitgeleend aan een belegger. De rente op deze lening bedroeg 1% per maand, dus ruim 12% per jaar. Er waren geen zekerheden gesteld. Na ongeveer een jaar was de belegger failliet gegaan en wilde het echtpaar hun vordering afwaarderen. De Belastingdienst stelde dat de lening tot het privévermogen van het echtpaar behoorde en stond geen afwaardering toe. Het hof was het eens met de fiscus. Uitgeleende overtollige liquide middelen van een onderneming blijven tot het ondernemingsvermogen behoren als de lening ligt binnen de normale ondernemingsuitoefening of als de onderneming weer tijdig over de belegde middelen kan beschikken. In deze zaak behoorde het verstrekken van de lening niet tot de normale ondernemingsactiviteiten. Verder was de belegger door de hoge rente gedwongen veel risico te lopen, wilde hij alsnog een positief resultaat kunnen behalen. Het was daardoor niet waarschijnlijk dat de vof snel weer over het uitgeleende geld kon beschikken. De lening behoorde tot het privévermogen van het echtpaar, zodat de waardedaling niet aftrekbaar was.
Wet: artikel 3.8 IB 2001
Meer informatie: Hof Amsterdam, 5 januari 2012 (gepubliceerd 11 januari 2012), LJN: BV0440
Geef een reactie