Als de Belastingdienst ontdekt dat iemand een stroman of strovrouw heeft ingezet om zijn aandeelhouderschap te verhullen, is dit onvoldoende reden om de aandeelhouder meteen te belasten over inkomen uit aanmerkelijk belang. De inspecteur moet eerst aantonen dat de belanghebbende ook echt inkomen uit aanmerkelijk belang heeft genoten.
In de zaak voor Hof Amsterdam bleek dat de inspecteur zijn bewijslast ook serieus moet blijven nemen nadat hij één ‘truc’ van de belanghebbende heeft doorzien. In deze zaak stelde de Belastingdienst dat een bestuurder en certificaathouder van een beheermaatschappij ook de touwtjes in handen had van een andere bv, die zich bezig hield met het verkopen en leggen van vloeren. Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel was een vrouw de enige aandeelhouder en bestuurder van het vloerbedrijf. De fiscus stelde dat deze vrouw feitelijk als strovrouw diende en dat de bestuurder van de andere bv in werkelijkheid het belang in het vloerbedrijf had. Volgens de Belastingdienst kwalificeerde de man als een aanmerkelijk belanghouder. Hij moest worden belast over de bedragen die hij had onttrokken aan het vermogen van het vloerbedrijf. Het hof was bereid aan te nemen dat de vrouw inderdaad een strovrouw was, maar dat nam niet weg dat de inspecteur nog steeds moest bewijzen dat belanghebbende belaste onttrekkingen had gedaan. Nu had de man inderdaad contanten uit de kas van het vloerbedrijf opgenomen, maar deze waren steeds verrekend met zijn rekening-courant bij die bv. De bv was dus niet verarmd, zodat geen sprake was van een verkapte winstuitdeling. De inspecteur stelde nog dat de man niet van plan was zijn rekening-courantschuld af te lossen, maar kon dit niet aannemelijk maken.
Wet: artikel 4.12, onderdeel a IB 2001
Meer informatie: Hof Amsterdam, 12 juli 2012 (gepubliceerd 18 juli 2012), LJN: BX1539
Geef een reactie