Als een exploitatiemaatschappij een onderneming drijft, is het de maatschappij die de gerealiseerde opbrengst geniet. De exploitatiemaatschappij moet dan ook de opbrengst tot de fiscale winst rekenen. Niet van belang is of de opbrengsten rechtmatig zijn genoten. Volgens Hof Amsterdam is het voor de belastingheffing alleen de feitelijke gang van zaken bepalend.
Het ging in deze zaak om de vraag of de inspecteur terecht een navorderingsaanslag had opgelegd voor verzwegen omzet van een nv, die ten goede was gekomen aan de meerderheidsaandeelhouder. Uit een boekenonderzoek bij de nv, die zich bezighield met de exploitatie van onroerende zaken bleek dat de meerderheidsaandeelhouder forse bedragen had onttrokken aan deze nv. Deze bedragen kwamen nergens naar voren in de administratie van de nv. De inspecteur zag dit als een winstuitdeling door de nv aan de meerderheidsaandeelhouder, maar de meerderheidsaandeelhouder was het daar niet mee eens. Volgens hem was geen sprake van een winstuitdeling, aangezien de exploitatie-opbrengsten geen deel uitmaakten van de fiscale winst van de nv. Hij wees daarbij op de uitspraak van de civiele rechter in een eerdere procedure. De levering van de geëxploiteerde onroerende zaken hadden namelijk bij akte onverplicht plaatsgevonden en was nietig verklaard. Dit hield in dat de meerderheidsaandeelhouder het recht had behouden op eigendom van de onroerende zaken. Het hof oordeelde echter dat de exploitatie-opbrengsten van de onderneming behoorden tot de fiscale winst van de nv. Het hof overwoog daarbij dat de onderneming (en daarmee ook de onroerende zaken) was ingebracht in de nv en dat de exploitatie voor rekening en risico kwam van de nv. Het deed er niet toe of de meerderheidsaandeelhouder achteraf gezien het recht op eigendom van de onroerende zaken had behouden. Voor de belastingheffing moest worden aangesloten bij de feitelijke gang van zaken.
Meer informatie: Hof Amsterdam, 9 maart 2012 (gepubliceerd 4 april 2012), LJN: BW0723
Geef een reactie