De Belastingdienst zal de status van ondernemer niet zo snel toekennen aan een arbeidskracht van wie de enige opdrachtgever zijn oude werkgever is. Ook Hof Den Haag kan zich daarin vinden.
Voordat de inspecteur de ondernemersstatus toekent door het afgeven van een Verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-wuo), moet de aanvrager van de VAR in beginsel eerst bewijzen dat hij voldoende zelfstandigheid bezit. In de zaak voor Hof Den Haag had de aanvrager van een VAR-wuo zich bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven als vennoot van een vof. Deze vof hield zich bezig met betonreparatie, vloerherstel en het reinigen van geluidswallen. De vof had echter maar één opdrachtgever: de voormalige werkgever van de vennoot. Dat zou op zich niet zo’n probleem zijn, mits genoeg andere omstandigheden wezen op zelfstandigheid (zie ook ons artikel ‘Ondanks één opdrachtgever toch ondernemer!’). Maar deze omstandigheden ontbraken. Zo verwachtte het hof niet dat de vof andere opdrachtgevers zou krijgen. Verder moest de vennoot zich houden aan dezelfde werktijden, hetzelfde veiligheidsplan en dezelfde aanwijzingen van de opdrachtgever als toen hij daar nog in dienstbetrekking was. Het hof vond dat de positie van de aanvrager sinds zijn inschrijving als vennoot bij de KvK niet wezenlijk verschilde met zijn positie als werknemer. De Belastingdienst hoefde de aanvrager daarom geen VAR-wuo toe te kennen. De inspecteur mocht volstaan met een VAR resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-ruo).
Meer informatie: Hof Den Haag, 7 maart 2012 (gepubliceerd 2 april 2012), LJN: BW0505
Geef een reactie