Wie strafrechtelijk wordt veroordeeld voor belastingfraude met constructies met Antilliaanse en Nederlandse bv’s, moet er ook rekening mee houden dat de Belastingdienst de aangifte niet volgt.
In beginsel zal de inspecteur bij het opstellen van de aanslag de aangifte van de belastingplichtige volgen. Als de aangifte onjuist is, mag de Belastingsdienst daarvan afwijken. De aanslag moet nog wel berusten op een redelijke schatting. De belastingplichtige kan in bezwaar en beroep gaan tegen de correcties van de Belastingdienst. Daarbij zal een omkering en verzwaring van de bewijslast gelden als duidelijk is dat de belastingplichtige opzettelijk een onjuiste aangifte heeft ingediend. Zo had een projectontwikkelaar in een zaak voor Rechtbank Breda in zijn aangifte een negatief inkomen opgegeven. Maar de FIOD-ECD ontdekte dat de man winsten had behaald met activiteiten, die hij had toegerekend aan diverse bv’s in Nederland, in Aruba en op de Antillen. De meeste van deze bv’s hadden nooit economische activiteiten verricht. De projectontwikkelaar werd strafrechtelijk veroordeeld voor grootschalige belastingfraude. Ook fiscaal liep het niet goed met hem af. De inspecteur legde hem een aanslag op die afweek van zijn aangifte. Toen de projectontwikkelaar in beroep ging, constateerde de rechtbank dat de man als een spin in een web van vennootschappen fungeerde. Hij kon deze vennootschappen naar willekeur gebruiken voor allerlei transacties. De vennootschappen waren niet transparant en hielden geen correcte administraties bij. Al met al hoefde de fiscus de aangifte van de man niet te volgen. Bovendien was de schatting van de inspecteur redelijk. De rechtbank verklaarde daarom het beroep van de man ongegrond.
Wet : artikel 25, derde lid AWR
Meer informatie: Rechtbank Breda, 13 februari 2012 (gepubliceerd 27 maart 2012), LJN: BW0002
Geef een reactie