Wanneer de inspecteur de navorderingsaanslag vernietigd en zo geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoetkomt, moet de belastingrechter de procedure niet-ontvankelijk verklaren. Dit geldt alleen als de belanghebbende niet aan kan tonen dat hij afgezien van de proceskosten schade heeft geleden door het desbetreffende besluit. Dit oordeelde de Hoge Raad.
Tijdens de betreffende procedure bij de Rechtbank Den Haag over een opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vernietigde de inspecteur de aanslag op grond van het ontbreken van een nieuw feit. De Rechtbank had daarop het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De belanghebbende ging hierop in cassatie. De Hoge Raad verklaarde zijn beroep in cassatie ongegrond, omdat de navorderingsaanslag al was verminderd tot nihil. De inspecteur was daarmee geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoetgekomen. Vervolgens kon de belanghebbende onvoldoende aannemelijk maken dat hij fiscale en sociale voordelen misliep. Hierdoor kon de belanghebbende zich volgens de Hoge Raad via beroep geen gunstiger rechtspositie verschaffen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook ongegrond, wegens gebrek aan belang. De belanghebbende stelde nog dat de afwikkeling van zijn zaak van belang kon zijn voor zaken over andere aanslagen. De Hoge Raad vond dat hij dan maar tegen deze aanslagen beroep moest aantekenen.
Wet: artikel 28 AWR
Meer informatie: Hoge Raad, 23 maart 2011, LJN: BV0655, 10/01321
Geef een reactie