Rechtbank Arnhem oordeelde dat een man die bewust geld op onrechtmatige wijze had verkregen niet had hoeven te begrijpen dat hij deze inkomsten moest verantwoorden in zijn aangifte inkomstenbelasting. De boete die de inspecteur had opgelegd werd vernietigd.
Het ging in deze zaak om een man die zich had ingelaten met schimmige aan- en verkooptransacties rondom een woning. Aan zijn activiteiten als tussenpersoon hield hij zo’n € 40.000 over die hij niet opgaf in zijn aangifte inkomstenbelasting. Rechtbank Arnhem oordeelde vervolgens dat de man met deze dienstverlening aan het economisch verkeer had deelgenomen en dat sprake was van een werkzaamheid waarbij hij voorzienbaar persoonlijk financieel voordeel had behaald en beoogd. Hij had de inkomsten daarom moeten aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden.
Boete
De boete die de inspecteur had opgelegd vernietigde de rechtbank. Volgens de rechter had de inspecteur onvoldoende aanknopingspunten aangegeven om te kunnen oordelen dat de man (voorwaardelijk) opzettelijk onjuiste aangifte had gedaan. Het ging dan wel om geld dat op onoorbare of zelfs onrechtmatige wijze was verkregen, maar daarmee stond nog niet vast dat de man had moeten begrijpen dat hij het volledige bedrag had moeten opgeven in zijn aangifte.
Wet: artikel 3.90 Wet IB 2001, artikel 67e AWR
Meer informatie: Rechtbank Arnhem, 19 april 2012, LJN: BW3360
Geef een reactie