De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is niet van toepassing bij een tweede of volgende kwijtschelding van de schuldig gebleven overdrachtsprijs voor een onderneming.
In een zaak bij Hof Den Bosch was sprake van twee ouders die hun persoonlijke onderneming bij akte van 21 december 2007 verkochten aan hun kind. Bij de verkoop scholden de ouders een deel (€ 100.000) van de koopsom kwijt. Het restant van de koopsom werd door het kind schuldig gebleven. Op 2 januari 2008 scholden de ouders nog eens € 100.000 van de koopsom kwijt. Ter zake van deze schenkingen deed het kind aangifte voor het recht van schenking over het jaar 2007 en 2008. Voor beide jaren deed het kind een beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet. Voor het jaar 2007 ging de inspecteur hier mee akkoord en voor het jaar 2008 niet. De inspecteur beriep zich voor zijn handelwijze op een besluit van de staatssecretaris van Financiën uit 2007. In dit besluit had de staatssecretaris bepaald dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit wel van toepassing is bij een kwijtschelding van de verkoopprijs die onmiddellijk volgt op de overdracht van de onderneming, maar niet bij een tweede en volgende kwijtschelding. Het hof gaf de inspecteur gelijk. Voor de kwijtschelding (schenking) uit 2008 gold de bedrijfsopvolgingsfaciliteit dus niet.
Het besluit van de staatssecretaris van Financiën uit oktober 2007 is inmiddels vervangen door het besluit van 4 april 2011, nr. BLKB2011/68M. In dit nieuwe besluit is dezelfde regeling opgenomen met betrekking tot de kwijtschelding van de overdrachtsprijs van een onderneming.
Artikel 35b t/m 35f Successiewet 1956
Meer informatie: Hof Den Bosch, 13 januari 2012, (gepubliceerd op 9 maart 2012), LJN: BV8366
Geef een reactie