De renteaftrekbeperking op grond van de ‘thin capitalisation’-regeling, afgekort als ‘thincap’, is niet van toepassing als geen sprake is van een groep verbonden lichamen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij de toetsing of sprake is van een groep de aanwezigheid van een verbondenheid doorslaggevend is. Een meerderheidsbelang is daarbij een aanwijzing dat sprake is van verbondenheid, maar men kan dit vermoeden weerleggen.
De wet verwijst voor de definitie van het begrip ‘groep’ naar artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel spreekt van een groep als rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden in een economische eenheid. In de procedure voor de Hoge Raad had Hof Den Haag eerder geoordeeld dat een groep in beginsel moet staan onder een centrale leiding, die bij geschillen met de andere aandeelhouders haar eigen strategie kan doorzetten terwijl de groep daarbij in stand blijft. Daarbij was volgens het hof niet de formele zeggenschap op basis van het aandelenbezit van belang, maar de mogelijkheid deze formele zeggenschap te effectueren. De Hoge Raad haalde uit de geschiedenis van artikel 2:24b BW dat het optreden onder gezamenlijke leiding doorslaggevend is voor het bestaan van een groep. Daarvoor is zeggenschap vereist. Het feit dat een moedermaatschappij een meerderheidsbelang heeft in een dochtermaatschappij, betekent niet automatisch dat deze twee lichamen een groep vormen. Maar de Hoge Raad vindt dat bij een meerderheidsbelang de belastingplichtige moet bewijzen dat door feiten en omstandigheden toch geen sprake is van een groep. In deze zaak slaagde de belanghebbende daar niet in.
Overigens zal dit arrest na 1 januari 2013 aan kracht inboeten omdat dan de ‘thincap’-regeling wordt afgeschaft.
Wet: artikel 10d Vpb 1969
Meer informatie: Hoge Raad, 21 september 2012, LJN: BT1517
Geef een reactie