Hof Arnhem maakte een einde aan een discussie tussen de inspecteur en een bv over de waarde van overgedragen grond. De rechter verhoogde de opgegeven overdrachtsprijs, omdat er deels sprake was van bouwgrond.
In een feitelijke zaak kocht een man van een bv en een woningstichting een perceel grond. De grond lag in een bestemmingsplan, waarvoor de bv en de woningstichting een bouwplan ontwikkelden. De vader van de koper hield de aandelen in de bv. De koopprijs van de grond bedroeg €76.500. De inspecteur was echter van mening dat de waarde van de grond € 200.000 bedroeg en legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. De zaak kwam bij Hof Arnhem.
Grote zekerheid
Deze rechter vond het van belang dat de bv en de woningstichting op de datum van overdracht van het perceel een exploitatieovereenkomst met de gemeente hadden gesloten. Daar was het nodige overleg aan vooraf gegaan. Onder meer hieruit leidde het hof af dat het op het moment van levering van het perceel voor de man vrij zeker was dat de woningbouwplannen zouden worden gerealiseerd. Dit verhoogde de waarde van de grond. De rechter gaf echter aan dat de inspecteur onvoldoende bewijs had geleverd voor een waarde van € 200.000. Het hof hield rekening met het feit dat maar 45% van het totale perceel van de man was aan te merken als bouwgrond en stelde de waarde zelf vast op € 100.000.
Wet: artikel 9 Wbr
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem, 4 september 2012 (gepubliceerd op 13 september 2012), LJN: BX7251
Geef een reactie