Wie een tbs-lening wil afwaarderen moet het bestaan en de omvang van de vordering uit hoofde van die lening kunnen aantonen. Is men niet daartoe in staat, dan mag de fiscus ervan uitgaan dat de lening in het geheel is afgelost. Dit heeft Hof Amsterdam beslist.
In de zaak in kwestie had een directeur grootaandeelhouder in 2000 een lening van ruim € 250.000 verstrekt aan zijn bv. De bv werd in 2004 failliet verklaard en werd in 2007 bij gebrek aan baten opgeheven. De dga wilde de restant van de lening opvoeren als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur weigerde deze aftrek en stelde dat de gehele lening was afgelost. Op welke wijze de aflossingen precies hadden plaatsgevonden was zowel voor hem als de rechter onduidelijk. In de administratie op de rekening courant-vordering waren namelijk geen aflossingen geboekt. Er was ook geen sprake van aflossingen door betalingen vanaf de zakelijke bankrekening van de bv. Verder constateerde de rechter dat in de faillisementsverslagen ook geen melding was gedaan van een vordering van de dga op de bv, en evenmin van de rekening courant-vordering van de bv op de dga. Ook in de IB-aangiftes van de dga over de jaren voorafgaand aan het faillissement van de bv ontbraken de gegevens over de hoogte van de tbs-lening. De rechter concludeerde op grond hiervan dat de fiscus terecht had aangenomen dat de betalingen/aflossingen buiten de administratie van de bv hadden plaatsgevonden. Dit bracht het hof tot het oordeel dat het mogelijk was dat ook de resterende aflossingen op enig moment (vervroegd) waren afgelost. De dga mocht (het restant van) de verstrekte tbs-lening dus niet afwaarderen.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 6 september 2012 (gepubliceerd 12 september 2012), LJN: BX7070
Geef een reactie