Als een bv of nv in verband met de aankoop van een buitenlandse deelneming diverse contracten afsluit om valutarisico’s af te dekken, kan de fiscus stellen dat het resultaat op die contracten onder de deelnemingsvrijstelling valt. Maar dit kan alleen als een onverbrekelijk verband bestaat tussen de valutatransacties en de verwerving van de deelneming.
Deze kwestie speelde ook in een zaak voor Rechtbank Arnhem. Een nv wilde een kunstgrasfabriek kopen en had daarvoor een dochtervennootschap opgericht in Dubai. De nv zou via een activa-passiva transactie de kunstgrasfabriek aankopen. Deze transactie zou in Amerikaanse dollars plaatsvinden en werd mede gefinancierd door een kapitaalstorting van de nv in de dochtermaatschappij in Dubai. Om het valutarisico af te dekken had de nv diverse valutaforwardcontracten en valutaswapcontracten afgesloten. Uiteindelijk leidde deze transacties tot een verlies van bijna € 2 miljoen. Volgens de inspecteur behoorde dit verlies tot de aankoopkosten van een deelneming die de nv moest activeren en die onder het regime van de deelnemingsvrijstelling vielen. Maar de rechtbank oordeelde dat ondanks de wens van de nv het valutarisico van de verwerving van de deelneming te beperken, de valutacontracten toch een zelfstandige betekenis hadden. Dit bleek ook uit het feit dat de nv het resultaat op de valutatermijntransacties had behaald voordat de kapitaalstorting in de dochtermaatschappij contractueel was vastgelegd. Het verlies op deze transacties viel daarom niet onder de deelnemingsvrijstelling en was dus aftrekbaar.
Wet: artikel 13, zevende lid Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Breda, 4 oktober 2012, LJN: BX8896
Geef een reactie