Bij het berekenen van de btw-correctie wegens privégebruik van de auto van de zaak moet de Belastingdienst onzuinige auto’s hetzelfde behandelen als zuinige auto’s. Maar volgens Rechtbank Breda geeft dat ondernemers niet het recht over hun aangiftetijdvakken vóór 1 juli 2011 de 0%-correctie voor elektrische auto’s toe te passen op auto’s met verbrandingsmotors.
Sinds Rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat een btw-correctie wegens privégebruik van de auto van de zaak los moet staan van de CO2-uitstoot, zijn nogal wat ondernemers in bezwaar gegaan tegen de btw-correcties van vóór 1 juli 2011. De uitspraak van het Hof van Justitie van de EU
heeft daar alleen maar aan bijgedragen. Op basis van het gelijkheidsbeginsel voor de btw zou een ondernemer bij de berekening van de btw-correctie over een belastingtijdvak vóór 1 juli 2011 de meest gunstige correctie mogen toepassen. In een zaak over een naheffingsaanslag omzetbelasting over de maanden januari 2010 tot en met november 2010 nam de belanghebbende, een bv, het standpunt in dat zij een btw-correctie mocht toepassen van 12% x 0% x de cataloguswaarde van de desbetreffende auto’s. Deze btw-correctie gold namelijk voor elektrische auto’s. Maar de rechtbank wees dit standpunt af. De rechter vond het gebruik van auto’s met een verbrandingsmotor onvoldoende vergelijkbaar met het gebruik van auto’s met een elektrische motor om dezelfde correctie te mogen toepassen. De rechtbank stond wel toe dat de bv de btw-correctie berekende aan de hand van het percentage voor zeer zuinige auto’s: 12% x 14% x de cataloguswaarde van de auto’s.
Regelgeving: artikel 15 (oud) Uitv.besch. 1968
Meer informatie: Rechtbank Breda, 15 juni 2012 (gepubliceerd 10 augustus 2012), LJN: BX4254
Geef een reactie