Als een bv een onjuiste aangifte indient doordat haar belastingadvieskantoor deze aangifte laat invullen door een medewerker met onvoldoende kennis van zaken, kan dit volgens Rechtbank Breda een vorm van kwade trouw zijn. De inspecteur mag daardoor de bv een navorderingsaanslag opleggen ondanks het ontbreken van een nieuw feit.
In de zaak voor Rechtbank Breda had een bv haar aangifte vennootschapsbelasting laten opstellen door haar gemachtigde, een belastingadvieskantoor. Dit kantoor liet de aangifte van de bv invullen door een accountant. De accountant had bij het invullen van de aangifte rekening moeten houden met een renteaftrekbeperking in verband met de ‘thin-capitalizationregeling’ (thincapregeling). Binnen het kantoor was de thincapregeling wel bekend, maar de betreffende accountant kende deze regeling niet. Daarom paste hij de renteaftrekbeperking niet toe. De Belastingdienst kwam daar later achter en wilde de bv toen een navorderingsaanslag opleggen. Volgens de bv kon de inspecteur geen navorderingsaanslag opleggen omdat hij niet beschikte over een nieuw feit. De rechtbank concludeerde dat inderdaad een nieuw feit ontbrak. Een nieuw feit is echter niet nodig als de belastingplichtige of zijn gemachtigde te kwader trouw is. Door het invullen van de aangifte over te laten aan een medewerker met onvoldoende kennis van zaken had het belastingadvieskantoor bewust het risico genomen dat de aangifte onjuist zou zijn. De rechtbank oordeelde daarom dat het belastingadvieskantoor te kwader trouw was. De inspecteur mocht dus de navorderingsaanslag opleggen.
Wet: artikel 10d Vpb 1969 en artikel 16, eerste lid AWR
Meer informatie: Rechtbank Breda, 4 mei 2012 (gepubliceerd 21 juni 2012), LJN: BW9013
Geef een reactie