Volgens Rechtbank Breda is de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet te ruim, waardoor ondernemers te veel worden bevoordeeld. Andere erfgenamen zouden ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit moeten kunnen toepassen.
De zaak voor de rechtbank ging over een man die in 2007 landbouwgronden, machines en een boerderij erfde. Deze goederen hadden tot 2004 behoord tot het ondernemingsvermogen van de erflater, maar waren vervolgens verpacht aan de erfgenaam. Daardoor had de man geen ondernemingsvermogen geërfd en mocht hij volgens de wet de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet toepassen. De erfgenaam vond dat hij gediscrimineerd werd. Zijn standpunt was dat een verkrijging van privévermogen uit een erfenis hetzelfde moest worden behandeld als de verkrijging van ondernemingsvermogen. Rechtbank Breda was het voor een deel met hem eens. In beginsel mag de wetgever binnen bepaalde grenzen een onderscheid maken tussen ondernemingsvermogen en privévermogen. De rechtbank oordeelde dat de wetgever na 2005 die grenzen had overschreden bij het verruimen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet. De rechter stelde daarom dat de Belastingdienst 75% (het percentage dat gold in 2007) van het verschuldigde successierecht moest zien als een conserverende aanslag zoals bedoeld in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
Betekenis uitspraak
Nu geldt een andere bedrijfsopvolgingsfaciliteit dan in 2007. De huidige faciliteit is echter op bepaalde punten nog ruimer. Het is daarom mogelijk dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit nog steeds een discriminerende werking heeft. Misschien kunnen verkrijgers van latere erfenissen ook met een beroep op het gelijkheidsbeginsel de bedrijfsopvolgingsfaciliteit toepassen. Aan de andere kant heeft de Belastingdienst laten weten in hoger beroep te willen gaan tegen de uitspraak van de rechtbank. Als de belanghebbende zijn medewerking verleent, zal de fiscus zelfs een sprongcassatie instellen zodat de zaak meteen voor de Hoge Raad komt. Dit verhaal is dus nog niet afgelopen.
Wet: artikel 35b SW 1956 (op 1 januari 2007)
Verdrag: artikel 26 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
Meer informatie: Rechtbank Breda, 13 juli 2012 (gepubliceerd 1 augustus 2012), LJN: BX3386
Geef een reactie