De feiten en omstandigheden leidden ertoe dat een persoon kon worden aangemerkt als (gewezen) bestuurder van een vennootschap. Op basis hiervan werd hij op grond van de wettelijke regeling hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de door de vennootschap verschuldigde omzetbelasting.
Een vennootschap was nog omzetbelasting verschuldigd over het hele jaar 2004 maar had deze niet afgedragen en was hiertoe evenmin nog in staat. De ontvanger had belanghebbende aangemerkt als (gewezen) bestuurder en aan hem de naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. De bestuurder stelde dat hij slechts een stroman was geweest, maar de rechtbank en het gerechtshof gaven de ontvanger gelijk. Zo noemde het hof onder meer de volgende argumenten om de belanghebbende als (gewezen) bestuurder aan te merken:
- Volgens het handelsregister was belanghebbende van 11 augustus 2003 tot 3 december 2004 (middellijk) bestuurder van de vennootschap;
- de vennootschap was opgericht door belanghebbende;
- belanghebbende had namens de vennootschap leiding gegeven aan een irrigatieproject in Turkije;
- namens de vennootschap had belanghebbende contacten gelegd met het bedrijfsleven en met het Gemeentelijk Havenbedrijf;
- belanghebbende had voor de vennootschap een bankrekening geopend;
- belanghebbende had ten behoeve van de vennootschap belastingaangiften ingediend;
- belanghebbende was als directeur teruggetreden op 3 december 2004.
Volgens het Hof waren deze feiten voldoende om te concluderen dat belanghebbende een spilfunctie had vervuld binnen de vennootschap.
Interne vrijwaring
Overigens overwoog de rechtbank nog dat het feit dat de opvolgende bestuurder belanghebbende had gevrijwaard voor alle belastingclaims er niet toe leidde dat de ontvanger de belanghebbende niet meer aansprakelijk kon stellen. Deze vrijwaring had slechts interne werking, aldus de rechtbank.
Wet: artikel 36 lid 1 en lid 6 Invorderingswet
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 11 mei 2012 (gepubliceerd op 30 juli 2012), BK-11/00126, LJN: BX3014
Geef een reactie