Als een leverancier bij een levering van een goed aan een btw-vrijgestelde ondernemer in een andere lidstaat het nultarief toepast, moet de afnemer een intracommunautaire verwerving opgeven in zijn btw-aangifte. Rechtbank Breda heeft in een zaak benadrukt dat het daarbij niet uitmaakt of de afnemer onder of boven de grens voor intracommunautaire verwervingen uitkomt.
In de zaak voor de rechtbank had een tandarts twee jaren in België en Duitsland grondstoffen en apparatuur gekocht voor het maken van tandprothesen. De tandarts meende dat hij geen btw hoefde af te dragen in verband met deze aankopen. Intracommunautaire verwervingen van goederen door volledig btw-vrijgestelde ondernemers zijn namelijk in beginsel niet met btw belast als de afnemer zowel in het voorgaande als in het lopende kalenderjaar minder dan € 10.000 aan goederen heeft verworven uit andere lidstaten (zie ook ‘Intracommunautaire verwerving van goederen’). Deze uitzondering geldt overigens niet voor zover de goederen bestaan uit nieuwe vervoersmiddelen en accijnsgoederen. De tandarts was een vrijgestelde ondernemer en was met zijn aankopen uit andere lidstaten in beide jaren onder de grens van € 10.000 gebleven. Maar bij deze transacties had hij wel zijn btw-nummer aan zijn leveranciers verstrekt. De leveranciers hadden daarom het tarief van nul procent toegepast alsof er sprake was van een normale intracommunautaire transactie. In zo’n situatie stelt de wet dat de afnemer wel intracommunautaire verwervingen moet opgeven in zijn btw-aangifte. De wetgever wil namelijk niet dat leveranciers het nultarief gebruiken terwijl de afnemers geen btw afdragen. Daarom oordeelde de rechtbank dat de Belastingdienst de btw over de intracommunautaire verwervingen mocht naheffen bij de tandarts.
Wet: artikelen 1a en 37b OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Breda, 4 april 2012 (gepubliceerd 19 juni 2012), LJN: BW8718
Geef een reactie