Voor de omzetbelasting is men al snel ondernemer. Zo kan bij de inkoop en verkoop van een drietal boten in één jaar al sprake zijn van ondernemerschap. Tot dit oordeel kwam Rechtbank Gelderland.
Het ging om een man die naast zijn bakkerij in ieder geval in 2008 ook motorboten inkocht en verkocht. De man kreeg naar aanleiding van een boekenonderzoek naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. De rechtbank overwoog als volgt. Er is geen sprake van ondernemerschap als handelingen worden verricht als loutere uitoefening van het eigendomsrecht. Echter, wanneer een persoon met het oog op een verkoop actief middelen inzet die te vergelijken zijn met die welke worden aangewend door een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, oefent diegene een ‘economische activiteit’ uit, en is dus btw-plichtig. Zo blijkt uit de jurisprudentie van het Europese Hof. In deze zaak had belanghebbende zelfstandig een economische activiteit verricht, in die zin dat hij regelmatig tegen vergoeding prestaties had verricht. De rechtbank achtte het gelet op het korte tijdsverloop tussen de verschillende aan- en verkopen niet aannemelijk dat deze verkopen louter in de privésfeer hadden plaatsgevonden. Ook bleek dat belanghebbende via een website reclame had gemaakt voor de boten. De stelling van belanghebbende dat hij een liefhebber was die telkens een grotere boot wilde, werd dus niet door de feiten gesteund. Met de verkoop van ten minste drie boten in 2008 was sprake van een voldoende mate van duurzaamheid, zeker nu belanghebbende verklaarde dat hij ook in 2007 al een boot had verkocht.
Wet: artikel 7 Wet OB 1968 en artikel 9, eerste lid, van de Btw-richtlijn
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 1 december 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6443
Geef een reactie