Achterwaartse verliesverrekening door de ene fiscale partner kan ertoe leiden dat de andere partner een heffingskorting moet terugbetalen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Belastingdienst in die situatie over de na te vorderen heffingskorting heffingsrente (op 1 januari 2013 vervangen door de belastingrente) mocht berekenen.
Een vrouw genoot in 2008 geen inkomen. Omdat haar echtgenoot wel inkomen had, kreeg zij haar heffingskorting uitbetaald. Toen haar echtgenoot in 2011 een verlies leed in zijn box 1-inkomen, verrekende hij dit onder meer met zijn inkomen uit 2008. Na deze verrekening bedroeg het inkomen van de man over 2008 nihil. Zijn echtgenote moest daarom de heffingskorting terugbetalen. Bovendien moest zij heffingsrente betalen. De vrouw vond dit onrechtvaardig, omdat haar man over zijn belastingteruggaaf als gevolg van de verrekening geen heffingsrente kreeg vergoed. De Hoge Raad oordeelde echter dat de wetgever hierbij niet zijn bevoegdheid te buiten was gegaan. Evenmin was sprake van een buitensporige last. De vrouw nam nog het standpunt in dat de fiscus het echtpaar als een economische eenheid moest zien. Maar de Hoge Raad wees ook dat standpunt af.
Wet: artikel 8.9 Wet IB 2001 en artikelen 30f, eerste en derde lid, 30g, vierde lid en 30h, eerste lid AWR (per 1 januari 2011)
Meer informatie: Hoge Raad 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2561
Geef een reactie