De ontvanger van de belastingen kan een inlener van personeel per beschikking aansprakelijk stellen voor de loonheffingen die de uitlener niet betaalt. Als iemand anders dan de aansprakelijk gestelde inlener (een deel van) de loonheffingschuld betaalt, maakt dit de beschikking tot aansprakelijkstelling nog niet onjuist.
Een bv had indirect van een andere bv personeel ingeleend en dat weer uitgeleend aan een andere partij. Toen de uitlener van het personeel de verschuldigde loonheffingen niet afdroeg, stelde de ontvanger onder meer de inlener aansprakelijk. De hoogte van de aansprakelijkstelling was berekend aan de hand van de mate waarin de omzet die de uitlener behaalde met het uitlenen van personeel zich verhield tot de totale omzet van de uitlener. De inlener begon een beroepsprocedure tegen de aansprakelijkstelling. Voor de Hoge Raad bepleitte de bv dat haar aansprakelijkstelling niet in stand kon blijven voor zover de desbetreffende belastingschuld later was voldaan door de inleners aan wie zij de werknemers op haar beurt had doorgeleend. Volgens de Hoge Raad moet men de juistheid van een beschikking tot aansprakelijkstelling beoordelen naar de naheffingsaanslagen die nog openstonden toen de fiscus de beschikking nam. Naderhand op die naheffingsaanslag verrichte betalingen hebben geen invloed op de juistheid van de aansprakelijkstelling.
Wet: artikel 34, eerste en tweede lid IW 1990
Meer informatie: Hoge Raad 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2603
Geef een reactie