Het hanteren van een prijs die abonnees als een in het economische verkeer min of meer normale, gebruikelijke prijs voor het blad ervaren, verhindert niet aan te nemen dat de belanghebbende (nagenoeg) uitsluitend het algemeen nut beoogt en dus een ANBI kan zijn.
Een stichting had tot doel de katholieke boodschap te verspreiden. De stichting deed dat onder meer met het uitgeven van een blad. Omdat de stichting verlies maakte met de uitgave werd de stichting door een tweede stichting financieel ondersteund. Hof Arnhem-Leeuwarden had geoordeeld dat deze stichtingen geen ANBI waren omdat de hoofdactiviteit het uitgeven van het blad was en voor het blad commerciële tarieven werden gehanteerd. Volgens de Hoge Raad is die redenering onjuist. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor de vraag of een stichting een ANBI is, niet bepalend is of voor een activiteit commerciële tarieven worden gehanteerd. Relevant is of de tarieven zo zijn gesteld dat daarmee (structureel) voordeel te behalen is. Het stond vast dat met het uitgeven van het blad verlies werd gemaakt. Het hof had bovendien ten onrechte geconcludeerd dat het statutaire doel het uitgeven van het blad was en niet het verkondigen van de boodschap. Hof Den Bosch moet nu onderzoeken of de feitelijke werkzaamheden van de uitgevende stichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit het uitgeven van het nieuwsblad en het bevorderen van andere publiciteit die de katholieke boodschap verkondigt. Als dat zo is, is duidelijk dat de stichtingen rechtstreeks en primair een algemeen nut beogen.
Wet: art. 5b AWR
Meer informatie: Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2668 en ECLI:NL:HR:2016:2669
Geef een reactie